De beroemde groene vingers van Jan David Zocher jr.

In Haarlem kennen we restaurant Zocher op de Baan, vlakbij het Rozenprieel. Op het Prinsenbolwerk heet een woonzorgcomplex: Huize Zocher en achter de Kloppersingel hebben we een Zocherstraat. Dit alles is vernoemd naar drie generaties van landschaps- en tuinarchitecten waarvan de middelste generatie in populariteit en bekendheid werd aangevoerd door de in Haarlem geboren en getogen Jan David Zocher jr. Trendsettend en wereldberoemd in Noord- en Zuid-Holland, Gelderland, Utrecht, Friesland, Groningen en Zeeland, behalve in zijn eigen Spaarnestad. Het enige standbeeld van deze BN’er is zijn grafsteen.

Een familie van rozenkwekers

230 Jaar geleden zag Zocher jr. het levenslicht in Haarlem. Waarschijnlijk ergens net ten noorden van de bolwerken in de buurt van de Kloppersingel waar zijn vader, Jan David Zocher, een bedrijf met grote kwekerijen had. Vader Jan David senior was tuinarchitect en bezat een grote boom- en vaste plantenkwekerij in de huidige Patrimoniumbuurt waar de naam Rozenhagenstraat ons herinnert aan de bedrijvigheid die er vroeger was. Men stelt zelfs dat zoonlief jr. op latere leeftijd zijn eigen rozenkwekerijen bezat in Haarlem-West, in het buurtje dat we nu kennen als de Rosehaghebuurt net ten zuiden van de Zijlweg. Zelfs van het huidige Rozenprieel wordt beweerd dat het haar naam ontleent aan de kwekerij-activiteiten van de Zocherfamilie. Iets met het kweken van rozen dus. Dat zat duidelijk in het bloed van de Zochers. 

Van vader op zoon…

Vader Johann ‘Jan’ David Zocher sr. kwam uit het Saksische Thurgau en was hovenier. In 1780 kwam hij met zijn ouders naar Nederland waar hij in dienst trad bij de eveneens uit Duitsland afkomstige Johann Georg Michael die in Nederland werkte als ‘boschgardenier’ en vanaf 1791 een eigen kwekerij bezat op Roosenstein bij Velsen. De oude Zocher sr. trouwde in 1788 met de dochter van Michael: Maria Christina. Ze kregen twee zoons: Jan David jr. in 1791 en Karel George in 1796.
In 1789 schreef pa Zocher zich in bij het Sint-Lucasgilde in Haarlem, als enige architect. Vanaf dat moment werkte hij zelfstandig en werd hij steeds succesvoller. Eén van zijn eerste werken was het openbare park Het Valkhof in Nijmegen.

Royale klandizie

Zocher werkte veel in de landschappelijke stijl. In 1807 benoemde koning Lodewijk Napoleon Zocher tot hofarchitect, al stond hij wel onder supervisie van twee Franse collega’s. In dienst van de koning heeft hij onder andere de tuinen van Paleis Soestdijk, Huis ten Bosch en Amelisweerd aangelegd. Ook heeft hij een hofkapel ontworpen voor het paleis in Utrecht en heeft hij een Jardin du Roi aangelegd bij Paviljoen Welgelegen in Haarlem.
Vanaf het moment dat het Koninkrijk Holland werd ingelijfd bij het Franse keizerrijk in 1810, verviel Zochers status als hofarchitect en kreeg hij financiële problemen. Hij bleef echter opdrachten krijgen en afmaken. Tijdens de tweede fase van de aanleg van het park Soestdijk, in 1817, kwam hij plotseling te overlijden.

Gespreid bedje op stand

Zochers zoon, Johan ‘Jan’ David Zocher jr., was dus geboren in 1791 en was op het moment van zijn vaders dood 26. Hij kreeg de opdracht om samen met twee studiegenoten zijn vaders werk op Soestdijk af te maken. Het was zijn eerste opdracht, en niet bepaald de minste. Waarschijnlijk had hij zijn eerste kennis van het vak opgedaan bij zijn vader. 

Jan David jr. werd als 16- of 17-jarige lid van het Haarlems Teekencollegie in 1807/1808. In ieder geval kon hij mede dankzij zijn vaders connecties een jaar later op zijn achttiende al meedoen aan een prijsvraag die was uitgeschreven door koning Lodewijk Napoleon. Dit was de Prix de Paris, die bedoeld was om jong talent de mogelijkheid te geven in Parijs te studeren. Zocher won, met nog twee andere architecten in spé. Daarom verliet zoon Zocher Nederland in 1809, om twee jaar aan het Ecole des Beaux Arts in Parijs te gaan studeren. In Parijs werd hij samen met de twee andere prijswinnaars onderwezen in het atelier van de belangrijke architect Hippolyte le Bas, die in Nederland de supervisie over Zocher sr. had gehad. In dit atelier werd hem een grondige kennis van de klassieke architectuur bijgebracht. Tijdens zijn verblijf won hij weer een prijs, namelijk de Prix de Rome, die hem in staat stelde naar Rome te gaan om de ruïnes uit de Romeinse tijd van dichtbij te bestuderen.

Terug in Haarlem

In 1817 vestigde Zocher zich in Haarlem, onder andere om zich te bekommeren om de vervallen kwekerij Rozenhagen bij de Kloppersingel die hij had geërfd van zijn vader. Tussen zijn tijd in Rome en Haarlem woonde Zocher waarschijnlijk bij zijn zuster Maria Magdalena die sinds 1811 in Leeuwarden woonde.

Na de dood van zijn vriend Penninck Hoofd trouwde Zocher jr. in 1819 met diens vrouw weduwe, Amy May van Vollenhove. Samen met de dochter van Amy May bleven ze op de buitenplaats van Penninck Hoofd wonen, het Haarlemse Akendam (dat nu de begraafplaats Kleverlaan is). In 1820 werd hun zoon Louis Paul geboren. Uit deze begintijd van zijn carrière dateren, behalve het park bij Soestdijk, onder andere de graftombe annex uitkijktoren voor Van Nellesteyn bij Leersum, en een deel van het singelplantsoen in Haarlem, waar Zocher in 1821 aan begon.

Overdracht

Opdrachten kwamen aanvankelijk alleen uit de omgeving van Haarlem, maar geleidelijk aan uit het hele land. In 1828 moest Akendam ingericht worden als begraafplaats vanwege het nieuwe Koninklijk Besluit, dat een verbod inhield op begraven binnen de bebouwde kom. Akendam was toen nog een buitenplaats buiten de stadsgrenzen van Haarlem. Zocher verhuisde toen met zijn gezin naar de Grote Houtstraat in Haarlem, en leverde gelijk het ontwerp voor de nieuwe begraafplaats. Hij was toen al een hooggewaardeerd architect.

Zochers vrouw Amy May overleed in 1846. Drie jaar na haar dood hertrouwde Zocher met de vijftien jaar jongere Johanna Jacoba Ratelband, dochter van een winkelier uit Amsterdam. Ook voor haar was dit niet het eerste huwelijk: ze was de weduwe van makelaar Pieter de Waal Malefijt uit Haarlem. In die tijd begon Zocher een samenwerkingsverband met zijn zoon Louis Paul. De loopbaan van Zocher was in die tijd op het hoogtepunt, en hij kreeg opdrachten uit het hele land. Dat betekende dat hij veel van huis was en het hele land doorreisde. Louis Paul heeft waarschijnlijk al vrij snel een belangrijk deel van het ontwerpen voor zijn rekening genomen. Louis Paul werd pas vanaf 1850 volwaardig medewerker. In zijn laatste jaren liet Zocher het meeste werk aan zijn zoon over, maar was hij zelf nog wel actief: voor een deel van het Vondelpark in Amsterdam en voor begraafplaats Zorgvlied heeft hij samen met zijn zoon in 1864 een ontwerp gemaakt. Zocher overleed op 8 juli 1870, in zijn woonplaats Haarlem. Hij werd begraven op begraafplaats Kleverlaan in Haarlem, die hij zelf had ontworpen en waar hij voor de aanleg van de begraafplaats gewoond had. 

Tussen 1870 en 1890 ontwierp zoonlief Louis Paul verscheidende tuinen en parken in Alkmaar, Den Haag en Haarlem. Zijn bekendste werk is het Agnetapark, een woonpark in Delft. Als architect ontwierp hij onder meer de muziektent in het Vondelpark (1873), het Teylers museum in Haarlem (1877), de begraafplaats ‘Westerveld’ te Driehuis (1888) en de uitbreiding van Zorgvliet te Nieuwer Amstel (1891-1892). Louis Paul stierf in 1915 en werd – net als zijn vader Jan David jr. – begraven op begraafplaats Kleverlaan.

Opvolger Kerbert uit Zaandijk

Na de dood van L.P. Zocher in 1915 komt Jacobus Johannes Kerbert (1849–1931) aan het hoofd van de firma te staan. Kerbert wordt in 1849 geboren te Zaandijk, als zoon van Coenraad Jacobuszoon Kerbert (1816-1857), arts en plantkundige, en Guurtje Breet (1826-1903). Nadat hij zijn lagere school en gymnasium heeft afgerond, werkt Kerbert als vrijwilliger bij de Zochers. Wellicht had hij gereageerd op een advertentie in de Haarlemsche Courant op 21 maart 1866.

Op 1 mei 1867 wordt hij als vennoot aangenomen bij de Firma J.D. en L.P. Zocher en wordt besloten om de zaken betreffende het aanleggen van parken, lusthoven en tuinen onder de Firma J.D. Zocher en L.P. Zocher voor te zetten onder gezamenlijke rekening. Aangezien hij nog minderjarig is, worden de papieren ondertekend door zijn moeder Guurtje. Meer dan een jaar later wordt hij ook vennoot van de Firma Zocher & Co., de afzonderlijke boomkwekerij naast de bloembollenhandel onder de Firma J.D. Zocher & Voorhelm Schneevoogt. Bij het gebrek aan een opvolger en het eindigen van de huur besluit Kerbert in december 1917 beide firma’s te liquideren.

Idealen en inspiratie gevat in prachtige presentaties

Zochers ideaal was om gebouw en landschap als één geheel te ontwerpen. Niet voor niets heeft Zocher op veel buitenplaatsen gewerkt aan zowel het park als het huis. Het ene diende steeds als verfraaiing van het andere en ze konden niet los gezien worden van elkaar. In Nederland was dat in de negentiende eeuw erg ongebruikelijk: men was gewoon een gebouw te tekenen in de vorm van een opstand, plattegrond en doorsnede. In het buitenland werden in de negentiende eeuw perspectieftekeningen steeds aantrekkelijker gevonden, vooral voor prijsvragen. Zocher heeft dit idee waarschijnlijk dus overgenomen van buitenlandse voorbeeldboeken, maar misschien ook van zijn opleiding in Parijs en zijn reizen naar het buitenland. Andere Nederlanders waren vaak bang de aandacht af te leiden van waar het eigenlijk om ging, namelijk duidelijkheid over het ontwerp. Pas rond 1840 namen andere Nederlandse architecten het gebruik over. Het leidde ertoe dat Zochers schetsen en tekeningen op papier met waterverf, potlood en inkt anno nu gewilde verzamelaarsobjecten zijn. Er zijn vandaag de dag maar weinig schetsontwerpen van architecten die als kunstitem voor riante bedragen geveild worden. Het zijn dan ook historisch waardevolle, perspectivisch-correcte architectuurbeelden uit vervlogen tijden met een bijzonder fraaie esthetiek die minutieus zijn getekend en ingekleurd. 

Het nalatenschap van de Zochers

Bij het opruimen van het huis van zijn overleden grootmoeder in 1971 ontdekte een nazaat van de architect en landschapsarchitect Jan David Zocher jr. een blikken trommel met 53 architectuurtekeningen, 28 foto’s, 46 reisschetsen, en een aantal boom- en figuurstudies. Het zijn de enige tekeningen die uit het door brand verwoeste huisarchief van Zocher was gered. De tekeningen waren waarschijnlijk onderdeel van een serie presentatietekeningen, waarmee Jan David Zocher jr. opdrachten probeerde te verwerven.

Artistieke bouw- en ontwerpstijl

De meeste gebouwen die Zocher ontwierp zijn neoclassicistisch. De Franse Academie waaraan hij zijn opleiding volgde, had een voorkeur voor deze stijl. De stijl is te herkennen aan een eenvoudige en symmetrische indeling, die een contrast vormde met het drukke classicisme van de achttiende eeuw. De stijl paste uitstekend bij de landschapsparken die Zocher aanlegde, omdat de witte, sobere gebouwen helder afstaken tegen de omringende beplanting. Verder had Zocher een voorliefde voor de neogotiek en de chaletstijl, die in een groot deel van de negentiende eeuw vooral populair waren voor kleine huizen en tuingebouwen.

De tuinen van Zocher zijn vaak herkenbaar aan de waterpartijen. Het liefst legde hij waterpartijen aan die deden denken aan een langzaam stromende rivier. Hij probeerde het altijd te doen lijken alsof het water oneindig was, ook al bevond het zich in een klein gebied. In kleine parken legde hij het water vaak aan in een haakvorm. Dat is één van de kenmerkendste eigenschappen van Zochers werk. Het verloop van het water werd door deze vorm onoverzichtelijker, en daardoor leek het voor de wandelaar oneindig. Dit effect werd nog versterkt door het slingerende verloop van het water, en het aanbrengen van boomgroepen en andere beplanting op strategische punten, zoals aan het begin en einde van de waterpartij. Als een park of een tuin al meerdere vijvers had, zorgde Zocher er altijd voor dat deze met elkaar verbonden werden. Als aankleding van het water en als verfraaiing van het uitzicht gebruikte hij bruggen, alleenstaande bomen en af en toe een tuingebouw. De gebouwtjes van Zocher deden dienst als bijvoorbeeld tuinmanswoning, koetshuis of theekoepel. In vergelijking met ontwerpen van andere tuinarchitecten waren de ontwerpen van Zocher erg artistiek: hij was erg goed in het brengen van eenheid en spanning in zijn composities en had oog voor detail. De ontwerpen waren eenvoudig van opzet en harmonieus. Bosranden liet hij nooit abrupt aflopen, vijveroevers verdwenen in de beplanting, de paden hadden een gebogen lijnvoering en hij paste waar dat mogelijk was reliëfwerking toe. Langs de wandelingen stonden solitaire bomen, heesters en boomgroepen die met de grasvelden voor een duidelijke licht-donkerwerking zorgden. Door lange stukken niet te beplanten creëerde Zocher zichtlijnen naar bijvoorbeeld een nabijgelegen dorp, kerk of – als verwijzing naar het ideaalbeeld van de klassieken – een classicistisch tuingebouw.

De groene vingers van drie generaties Zocher

Binnen de familie bestond een brede consensus over hoe je een aanleg diende te realiseren en dat de Zochers zeer stijlvast waren. Centraal hierin staat het concept ‘natuur’ en de opvatting dat de parken een natuurlijke en landschappelijke uitstraling moeten hebben waarin de verwondering over de verscheidenheid van ‘de natuur’ een belangrijke rol speelt. De 18e en 19e eeuw kenmerken zich op het gebied van parkaanleg door een grote toename van het beschikbare plantensortiment afkomstig uit verschillende werelddelen. De Zochers pasten deze soorten zodanig toe dat deze op hun voordeligst uitkwamen. Zocherparken zijn hiermee in de beleving van de 19e-eeuwse ontwerpers en het publiek een ode aan de verscheidenheid van de natuur.

In J.D. Zocher jr.’s tijd was een grootschalige aanleg in landschapsstijl inmiddels een modieus en noodzakelijk statussymbool geworden. Eigenaren van buitenplaatsen lieten parken in landschapsstijl aanleggen omdat dat nu eenmaal zo hoorde en lieten dat dan doen door ‘de besten’: de Zochers.

Haarlem en omstreken

Buitenplaats ’t Klooster, de Bolwerken, Akendam, Rozenhagen, het Kenaupark en het villapark, Frederikspark, Ripperdapark, Florapark, Frans Halsplein, Haarlemmerhout, het Hazepatersveld, begraafplaats Kleverlaan, de Keukenhof en Beeckestijn. Het blijft een raadsel waarom de familie Borski voor landgoed Elswout nooit de opdracht aan een van de Zochers heeft gegund, maar direct met dé concurrent Leonard Springer en de Duitse tuinarchitect Petzold in zee is gegaan. Dezelfde Springer zou in 1900 Zocher opvolgen in de opdracht voor een nieuwe padenstructuur in de Haarlemmerhout.

Tekst

 
 

OOK LEUK

 

OOK LEUK

ADVERTENTIE

VOLG ONS

 
Vorige
Vorige

De stad als klooster en mediteren in de kerk

Volgende
Volgende

Onzichtbare stadsgenoten