De alleenste Haarlemse Leeuw van Vlaanderen

In Haarlem hebben we al decennialang een horecatijger-mentaliteit waarbij we zelf wel uitmaken wanneer de kroeg dicht gaat. “Als ze willen sluiten, dan slaan ze mij maar van de barkruk af!” Ik herken nog elke dag de zweem van rebellie en ‘underground culturen’ in de kunst, de literatuur en de muziek met een DIY-mentaliteit die nu lijkt te zijn verzwolgen door slechts wat ‘likes’ op sociale media. Al op vroege leeftijd kwam ik hier in ons stadje in aanraking met het begrip: ‘een halfje wit en een halfje bruin’, met het eerste chapter van The Hell’s Angels, met tuigfamilies die elk klusje wisten te klaren en met kunstenaars en muzikanten waarvan ik altijd dacht dat ze lichtjaren ouder waren dan ik.

Cultuurjagers van toen en nu

Wat deden al die jonge en oude cultuurjagers en -snuivers toen en wat doen ze nu? Wat maakte het ons-kent-ons-denken vanuit ’t Prieel, vanuit de Amsterdamse buurt of vanuit Noord zo bijzonder? En, vooral, wat dreef hen destijds om te doen wat ze het liefst nog steeds doen? Hoe kijken ze terug op hun eigen stad en wat is er van hun oorspronkelijke ideeën nog tast- en zichtbaar? Of, waarom zijn ze vertrokken en hebben ze ons Haarlem de rug toegekeerd? In een aantal portretten komen jong en oud Haarlem samen te praten over cultuur, muziek, literatuur, theater, kunst en de liefde voor een stad. In dit eerste deel: Rick de Leeuw.

Rick de Leeuw

Rick de Leeuw (Haarlem, 1960) stond met zijn Tröckener Kecks als een van de eerste Nederlandstalige punkbands vol in de schijnwerpers en maakte in eigen persoon de hoogtijdagen van de punk, de wave en het doemdenken in Holland volop mee. Wie een beetje taalgevoel heeft, die lacht om de toekenning van de Nobelprijs voor de literatuur aan Bob Dylan en kan intens genieten van De Leeuws prachtige Nederlandse proza boordevol troost en weemoed op pakkende muziek.

Alleen, ik was Rick en geen toegewijd priester.

Lang voordat Wybren van Haga de goede naam van ‘het Hageveld’ zou bezoedelen en nadat Youp van ’t Hek voor amper een jaartje het College in Heemstede bezocht, zat ene Rick de Leeuw hier zichzelf weg te dromen als dé allergrootste profvoetballer die Nederland nooit gehad heeft.
“Ik heb daar vijf jaar op internaat gezeten, dat vond ik een moeilijke oefening. Ik ben geboren in een strikt ongelovig gezin en kwam tot mijn verbazing op een katholieke jongenskostschool terecht. Mijn moeder was plotseling overleden toen ik elf jaar oud was en mijn vader bleek niet bijzonder geschikt voor mijn opvoeding. Bij een pleeggezin in Haarlem, in Schalkwijk, heb ik mijn lagere school afgemaakt. Voor de middelbare school moest er een duurzamere oplossing voor het probleem Rick gevonden worden en dat werd dus een kostschool. “Wat is dit?”, dacht ik nog toen ik daar terecht kwam. Hageveld was een paar jaar daarvoor omgeturnd tot een gewone kostschool, maar was nog altijd ingericht als de ouderwetse priesteropleiding die het was geweest, met slaapzalen en studiezalen en de gigantische kapel in het midden. Inclusief een veel te streng en ouderwets reglement. Ik kreeg daar met de dag meer moeite mee. Het verklaart nog steeds voor een groot deel mijn autoriteitsprobleem. Ik vind het heel moeilijk als er iets wordt beslist zonder sluitende argumentatie. "Waarom? Daarom!" Ik kan daar slecht tegen. Toen ik zeventien was, ben ik weggestuurd. Mijn eindexamen heb ik daar nog wel gedaan. Laten we zeggen dat ik blij was dat ik ervan af was en zij waren blij dat ik ervan af was."

Alleen, ik was een dromer en geen echte voetballer.

"Mijn roman: 'De Laatste Held’ uit 2000 gaat over het leven van een door voetbal en Johan Cruijff beheerst jongetje op een katholieke kostschool in de jaren zeventig. Ja, dat is redelijk autobiografisch. De hoofdpersoon droomt dat hij een wereldberoemd voetballer is die met een televisieploeg terugkeert naar de plekken van zijn jeugd, zoals Johan Cruijff in de film: 'Nummer 14'. Ik deed dat zelf ook. Het was een goede manier om de zinloosheid van een bestaan op een kostschool enig belang te geven. Toen dat boek verscheen, ben ik voor een reportage met een tv-ploeg terug naar Hageveld gegaan. Het was een bizarre gewaarwording om daadwerkelijk met een echte filmploeg door die kostschool te lopen. Het voelde op een vreemde manier heel vertrouwd, omdat ik daar al jaren over had gefantaseerd. Het is wonderlijk hoe je eigen verleden je soms inhaalt. Toen ik door die lange gangen liep, voelde ik ook de beklemming weer. Ik was blij dat ik met gierende banden weer weg kon.”

Alleen, ik was in mijn hoofd voetballer en nog geen muzikant.

“Op mijn 16e zag ik The Jam optreden in Paradiso. Ik werd volledig uit mijn sokken geblazen. Van de ene dag op de andere ruilde ik mijn droom om voetballer te worden in voor de muziek. Het enige probleem was dat ik geen enkel benul van muziek had. Als je door het park loopt, rolt er vroeg of laat wel eens een bal naar je toe. Als je die bal terugschiet, ben je eigenlijk al een voetballer. Ik bedoel maar: de drempel ligt vrij laag. Het is de natuurlijke aandrang: "Hee, da's tof! Mag ik meedoen?". Ik had het in me om een goede voetballer te worden, alleen was op de kostschool het uitzicht op een profcarrière mij ontnomen. Als linksbenige was ik in het voordeel omdat slechts één op de tien spelers linksbenig is. Daardoor kwam ik vrij soepel door de selecties heen. Ik was vrij snel en goed. Maar, ik ben blij dat er iets anders op mijn pad is gekomen dan de voetballerij.”

Alleen, hoe krijg ik de muziek in het park mijn kant op?

“Gitaren komen niet zomaar op je af rollen in het park. Het is een veel actievere daad om muziek te gaan maken dan om te gaan voetballen. Als je wilt hardlopen, trek je gympies aan en je gaat hardlopen. Wanneer je wilt fietsen, moet je een koersfiets kopen, een raar pakje, klikschoenen, da’s al gauw een tweeduizend euro-beslissing. Hardlopen is een nul euro-beslissing. Voetbal is een nul euro-beslissing. Muziek maken is - net als fietsen - een serieuze stap. Een impuls met een lange handleiding, en er staat een kassa aan het eind." 

Mijn moeder zei dat er in 1988 twee typische jongens van Hollands Welvaren waren; jij en Wim Kieft. Jullie konden haar goedkeuring wegdragen. Jij vanwege je directe, menselijke teksten vol weemoed en troost en Wim omdat hij precies op het goede moment wist waar zijn plaats was en zo Oranje op het EK 1988 tegen Ierland behoedde voor een afgang. Ergens lijken jullie ook wel op elkaar?
“Grappig dat je dat zegt. Ik ben ook nog altijd blij met zijn doelpunt tegen Ierland. Vorig jaar kwamen we elkaar tegen toen we samen in een panel zaten in Deventer, met Hans van Breukelen en Jan Stekelenburg. Hij vertelde dat toen hij bij PSV speelde, hij in de dagelijkse rit tussen Amsterdam en Eindhoven vaak ‘de Kecks’ draaide. Da’s toch leuk om te horen.”

Alleen, ik moest nog telkens terug naar Amsterdam.

“Met de Kecks waren we in 1986, 1987 al redelijk bekend in België. In België waren we, omdat we in het Nederlands zongen, herkenbaar voor de mensen. En, omdat we uit Nederland kwamen, werden we als iets exotisch gezien. Voor Vlamingen waren we een buitenlandse band. We werden nooit als opener geprogrammeerd. Eerst drie lokale bands en dan ‘helemaal uit Nederland’: de Tröckener Kecks. Da’s een mooie uitgangspositie en mochten we ons bewijzen op de goede plekken. Festivals als Marktrock in Leuven, dat zijn behoorlijk grote festivals waar je 10.000 man publiek kunt inpakken. Ja, dat voelt goed. Vlaamse bands als Gorki, Noordkaap en De Mens waren vanaf het eerste uur fan van de Tröckener Kecks. Zij hebben ons opgetild. We werden in Vlaanderen al vroeg zeer gewaardeerd.”

"Ik werd door sportjournalist Mark Uytterhoeven uitgenodigd voor een quiz op televisie. Hij geldt nog steeds als een van de beste televisiemakers van België. En terecht! Hij zat daar met Guy Mortier, al sinds mensheugenis de hoofdredacteur van Humo. De quiz ging over sport. Op een of andere manier wist ik bijna alles en was de sfeer van die uitzending erg goed. Toen het jaar erna in 1998 Nederland tegen de Rode Duivels moest voetballen op het WK in Frankrijk, vond Uytterhoeven het een goed idee om me voor de omkadering van die wedstrijd uit te nodigen op tv. Ook dat ging erg goed, en ook de uitslag was voor alle partijen bevredigend. Heel België had dat programma gezien, en op slag was ik bekend. Na twintig jaar optreden met de band, op festivals en grotere zalen, was ik opeens die gozer die tweeënhalf uur in hun huiskamer had gezeten. De impact van televisie is gigantisch. De week erna moest ik in Brussel spelen in een park voor 15.000 man, en na afloop hoor ik iemand zeggen: “Ik wist niet dat hij ook zong!”. Dus dan sta je daar al vijftien jaar lang elk weekend op een podium jezelf te bewijzen, en één enkel tv-programma heeft honderd keer meer bereik. Zo snel gaat dat." 

"In 2001 stopten we met de Kecks. In het kader van onze afscheidstournee traden we op in het tv-programma De Laatste Show. Na afloop vroeg de presentator van dat tv-programma wat ik na de Kecks zou gaan doen? Geen idee. Ik wilde ook niet een bewust helder plan hebben van wat ik daarna zou willen doen. “Wil je af en toe bij ons in De Laatste Show komen praten over je leven na een succesvolle band?” Dat heb ik uiteindelijk drie seizoenen gedaan. Met veel plezier. Het was een zeer goed bekeken programma, waardoor ik via de televisie een soort onderdeel van het Vlaamse gezinsleven werd. België werd meer en meer mijn vaste werkterrein. Vroeger met de band vertrokken we uit Amsterdam, gingen we naar België om op te treden en reden we dezelfde avond nog terug naar Nederland. Nu werkte ik zoveel in België dat ik steeds vaker het gevoel kreeg dat ik naar Amsterdam reed. Het draaide zich om.”

Alleen wist ik nog niet of ik in Berlijn, Amsterdam of in Heks wilde wonen.

“Toen mijn twee zoons het huis uit waren om te gaan studeren - ruim vijf jaar geleden - nam ik de beslissing om in het Belgische Heks te gaan wonen. Eigenlijk wilde ik naar Berlijn, een prachtige stad waar ik enorm graag kom. Maar als ik mezelf een grote verandering gunde, moest ik daar niet heen. “Als je écht iets anders wilt, ga dan in een dorp wonen.” Dus, sinds vijfenhalf jaar woon ik, met veel plezier, in een dorp van 350 inwoners. Achteraf is dat maar goed ook, ik had geen idee wat ik in Berlijn had moeten doen. Mijn Duits is niet slecht, maar of ik ooit een goeie tekst zou kunnen schrijven? Ik ben achteraf heel blij dat ik mezelf - en jullie - dat bespaard heb." 

Alleen, dan ben je muzikant maar kun je nauwelijks je voetbalhart onderdrukken.

Mijn favoriete single van de Kecks is: ‘Naar de top’ met commentaar van Rik de Saedeleer. Jouw directe no-nonsense teksten gecombineerd met het gevleugelde commentaar van de Saedeleer maakt die song tot het beste Nederlandstalige voetballiedje ooit.

“We hadden een mooie brief naar de BRT geschreven. Of we eventueel een fragment van een commentaar van Rik De Saedeleer mochten gebruiken. Na weken wachten kregen we geen toestemming maar een cassettebandje opgestuurd, dat we met angst en beven in de speler stopten. We hoorden publiek aanzwellen en plots weerklonk zijn stem: “invaller Rick de Leeuw voor het eerst aan de bal. Mooi aangenomen!” Wow, wow, wow, vooral omdat we qua inhoud nergens op hoopten en nergens op hadden aangedrongen. We vroegen simpelweg om een bestaand voetbalcommentaar van De Saedeleer bij een liedje over voetbal, maar we kregen een emotioneel verslag van de FC Kecks tegen het sterrenteam van Juventus van 1985 met Boniek, Platini en Scirea. Ja, daar ben ik nog altijd trots op.”

Alleen hebben wij nu in Haarlem en Heemstede mooi het nakijken?

“Een paar weken geleden mocht ik in het Frans Halsmuseum een woordje placeren tijdens de opening van de Jacob Jordaens-tentoonstelling. Ik mocht wat vertellen over de verschillen tussen Nederland en België. Waarschijnlijk denkt men dat ik daar iets van weet, en dat laat ik ook graag zo. Daarna wandelde ik richting Nieuwe Kerk en merkte dat Haarlem een uitzonderlijk Vlaamse stad is binnen het aanbod van Nederlandse steden. Veel Vlamingen zijn sinds de val van Antwerpen in 1585 naar het Noorden gevlucht en veel daarvan zijn in Haarlem terecht gekomen. Ik weet niet of de link tussen Haarlem en Vlaanderen nog steeds voelbaar is, maar tijdens mijn wandeling door de stad snapte ik ‘m wel. Omdat mijn jeugd zich voor een belangrijk deel in Haarlem heeft afgespeeld en mijn associaties met mijn jeugd niet echt 100% positief zijn, heb ik Haarlem in de loop van tijd wat weggedrukt. Toen ik achttien was heb ik de kostschool achter me gelaten, heb ik de dood van mijn ouders achter me gelaten en heb ik mijn leven in Amsterdam overnieuw laten beginnen. Nu ik wat ouder ben, kan ik mijn verleden op een mildere manier bezien, en merk ik dat Haarlem eigenlijk een heel leuke stad is.”

Alleen, is dat de waarheid of zeg je maar wat?

Dank je wel dat je de afgelopen anderhalf jaar hebt weten samen te pakken in één zin/titel: ‘Lieg Me De Waarheid’. Spot on!

“Het is een caleidoscopische titel. Er zijn veel gedachtes en associaties in verzameld. Ik kan er niet één verklaring of beeld op durven plakken omdat het over heel veel gaat. Naarmate de tijd vordert wordt het een positiever lied. Midden tijdens de lockdown heb ik mezelf gedwongen een plaat te schrijven die over deze tijd heen kijkt. Ik wilde niet blijven hangen in een navelstarend, ingetogen, introvert en introspectief perspectief waar niemand nu behoefte aan heeft. Ik wilde een krachtig alternatief bieden. Optimisme is soms een morele verplichting. Eentje waar ik graag aan voldoe.”

Bijna al je liedjes bieden troost, alleen het fatalistische: ‘Het Komt Nooit Meer Goed’, de leader van het VARA-tv-programma ‘In Voor- en Tegenspoed niet?

“We hebben veel troost nodig mijnheer! Toch vond ik dat lied een toffe oefening om te proberen. Die serie was geregisseerd en geschreven door Marc Nelissen, een Haarlemmer. Die serie was een stijloefening in donker, tegen het cynisme aan leunend sarcasme, heel interessant om daar een passend lied bij te schrijven.”

“Ik was fan van Rijk de Gooijer en dus vond ik het een hele eer om te mogen doen. Hijzelf vond het ook heel goed. Heel fijn, want Rijk was typisch iemand die messcherp was als iets hem niet beviel. Op ‘Lieg Me De Waarheid’ staat ook zo’n nummer: 'Alleralleenst'. Da’s ook zo’n nummer dat ik bij wijze van uitdaging geschreven heb. “Twee min één is nul”, dat vind ik een goede vondst daarin. Het woord: ‘alleenst’ ook, de overtreffende trap van zielig en eenzaam, maar ook de ultieme uitzondering op de regel. Ik heb vrij veel hoofdpersonen rond me verzameld, die allemaal een bepaalde sfeer rond zich hebben. De hoofdpersoon van: ‘Laat Het Achter Je’ is een totaal ander persoon dan de hoofdpersoon van ‘Bloedrode Maan’ of van ‘Lieg Me De Waarheid’ of ‘Alleralleenst’. Ik weet niet precies wie het zijn, maar ik ken ze ondertussen wel allemaal. Zo’n personage in ‘Bloedrode Maan’, die is veel slimmer dan ik. Hem kan ik dingen laten zeggen waarvan ik soms denk: "dat is wel héél goed bedacht". Het personage in ‘Alleralleenst’ is iemand die bij de eerste tegenslag al op zijn rug gaat liggen. Ik probeer hem in taal iets interessants te geven. "Twee min één is nul. De leegte om me heen is tot de rand gevuld.” Dat vind ik een mooie zin. Kijk, als je zoiets zegt, dan mag je blijven. Je moet een paar goede zinnen hebben, voordat je op de plaat mag. Schrijven is voor mij een manier om plezier te hebben, zeker in periodes dat er maar weinig plezier is. Dan schrijf ik wat en grinnik erom, en vraag ik me af wat het personage er zelf van vindt. Die figuren zijn belangrijk. En nee, die figuur uit ‘Het Komt Nooit Meer Goed’ kom ik inderdaad niet vaak tegen. En gelukkig maar. Want geloof me, het komt allemaal goed!”

Meer info: https://www.rickdeleeuw.be

Fotografie: René van Stekelenborg | Aandachtsfabriek | René Vanes Art

Tekst

 
 

OOK LEUK

 

OOK LEUK

ADVERTENTIE

VOLG ONS

 
Vorige
Vorige

Lichtpuntje in de coronablues

Volgende
Volgende

Jong (en iets minder jong) Nederlands talent op eerste Alles Is Nu-festival