Sporen van slavernij in Haarlem
Zelfs in een mooie stad als Haarlem was en is niet alles pracht en praal, pais en vree. De vraag is in hoeverre Haarlem als stad geprofiteerd heeft van het leed, de uitbuiting, het geweld en de dood ten gunste van ons slavernijverleden? Op de dag voor Ketikoti (1 juli), de terugkerende Surinaamse feestdag ter viering van de afschaffing van de slavernij, loopt Haerlems Bodem de stadswandeling: Sporen van slavernij in Haarlem, georganiseerd door Bureau Discriminatiezaken Kennemerland.
Handel was handel
Wat wij Nederlanders altijd geleerd hebben is dat de 17e eeuw onze Gouden Eeuw was. Dat kwam omdat de eerste multinational ter wereld ‘onze’ V.O.C. was en wiens handel ons aanzienlijke woekerwinsten in goud en geld bezorgde. Ook mensen zag men in die tijd als handelswaar. Haarlem was nog net geen Middelburg waar je als gegoede burgerij aan het einde van een lange dag op de Markt voor een habbekrats een slaaf kon kopen die niet voor het volle pond verkocht kon worden. Ook in Haarlem woonden wel veel mensen die op de een of andere wijze betrokken zijn geweest bij de slavenhandel of financiering ervan: gouverneurs in dienst van de West-Indische Compagnie, nazaten van tot slaafgemaakten en zogenaamde contractarbeiders die hier een bestaan trachtten op te bouwen. Achter heel wat statige woningen en gebouwen gaat ongelofelijk veel leed en bloedvergieten schuil, zonder dat wij daar vandaag de dag ook maar iets van weten.
Lucratieve slavenhandel en compensatieregelingen
Officieel is in Suriname de slavernij in 1863 afgeschaft. Amerika volgde twee jaar later. De weerstand tegen de afschaffing van de slavenhandel en slavernij in Europa door de rijke koloniale mogendheden was groot, vanwege zowel racisme als de grote hoeveelheden geld die met beide gemoeid was. Regeringen compenseerden destijds slechts de voormalige slaveneigenaren in bijna alle gevallen voor het bevrijden van de slaven. De Verenigde Staten vormden hierbij een uitzondering. De slaven zelf kregen niets, en werden vaak na het officiële einde van de slavernij alsnog gedwongen arbeid te verrichten.
Bijna overal werd bij de afschaffing van de slavernij een staatstoezicht ingesteld, wat inhield dat de vrijgestelde slaven nog voor een periode van tien jaar verplicht betaald werk moesten verrichten op een plantage naar keuze. Zo kregen plantage-eigenaars nog een decennium lang de extra bescherming en kans om nieuwe werkkrachten te zoeken. En de vrijgemaakten moesten nog steeds gedwongen arbeid verrichten.
Tweeënhalve eeuw van totale verrijking én verarming
Al snel was duidelijk hoezeer slavenhandel en slavernij hadden bijgedragen aan de Europese welvaart en expansie. Sterker nog, historicus Eric Eustace Williams (eerste premier van Trinidad en Tobago) beweerde zelfs dat de handel in tot slaaf gemaakten een cruciale bijdrage had geleverd aan het vroegkapitalisme en de industriële revolutie.
De rijkste Haarlemmers in de 18e eeuw waren ontegenzeggelijk Pieter Teyler van der Hulst, Henry Hope en Willem en Johanna Borski. In deze eeuw kende Haarlem nog maar 16.000 inwoners en was er sprake van de grootste economische crisis ooit in zowel Noord- als Zuid-Holland. De V.O.C. had al haar macht verloren en de textielindustrie holde hard achteruit waardoor het gros van de bevolking hier financieel zwaar aan de grond zat. Wat de drie heren (plus Johanna) gemeen hadden is dat ze allemaal geboren waren in weelde door toedoen van de textielindustrie en dat de drie als eersten instapten op de financiële markt van de Amsterdamse beurs. Hier viel grof geld te verdienen met het verstrekken van leningen. Ook aan plantagehouders in de West die opstartkapitaal konden gebruiken. Een groot gedeelte van de opbrengst van de landbouw aldaar kwam in Amsterdam terecht en werd hier zonder kostenopgaaf met 500 tot 800% winst verkocht. Vrijwel niemand die maalde om het lot van de slaven, de tot slaaf gemaakten en zelfs later nog de contractarbeiders die tot ver na de afschaffing van de slavernij (tot aan 1939) na ontvoering uit India en Indonesië in Suriname tot dwangarbeid werden verplicht. Kolonialisme gaat altijd gepaard met handel, geweld, roof en slavernij.
Lopen door ons verleden met Dineke en Miriam
Dineke Stam, die samen met Ineke Mok ‘Sporen van Slavernij Haarlem’ ontwikkelde, leidt ons rond in Haarlem. Ze wordt vergezeld door de Haarlemse Miriam Rasoelbaks, kleindochter van een contractarbeidster die vanuit India ontvoerd en geronseld werd door de Britten en de Nederlanders om in Paramaribo op plantage Spieringshoek als dwangarbeider te werken. Ruim 35.000 van haar landgenoten zijn als zogenaamde contractarbeiders na een gruwelijke bootreis tewerkgesteld in de West. Door de overlevingskracht en het verzet van haar oma kan Miriam hier staan.
Samen leiden zij ons stap voor stap door een nogal pijnlijk stuk van ons gezamenlijke verleden.
We beginnen bij het Hofje van Staats aan de Jansweg 39 dat is gesticht door de rijke Haarlemse garenreder- en handelaar IJsbrand Staats. Staats – net als tijdgenoot Eleazar/Eliaser Noblet – exporteerde en leverde katoen en linnen (als ruilmiddel) aan plantage-eigenaren en dus slavenhandelaren. Nog altijd is door hun grootschalige export in Suriname een textielsoort bekend als Haarlems Bont, een geweven stof met een blauwe ruit in Haarlem in de regio Para aldaar.
Op de hoek van de Jansweg en de Parkweg stond in 1863 het huis van Jean Jacques de Hart, Luitenant ter Zee Eerste Klasse. Zijn vader Mozes Meijer de Hart was eigenaar van plantage Sardam in Suriname en zijn moeder Carolina Petronella was slavin. Mozes kocht haar en hun zes kinderen vrij. In 1863 ontving de familie 60.900 gulden vergoeding voor de 203 mensen die vrijverklaard werden.
Aan de Parkweg staan we stil voor de kerk van de Evangelische Broeder Gemeente die in de eerste helft van de 18e eeuw wordt gesticht, vaak door Lutheranen uit Duitsland. Ze worden ook wel Hernhutters genoemd. Zij waren de eerste christenen die op de plantages predikten. Dat mocht alleen als zij geen verzet tegen de slavernij zouden aanwakkeren. Het rare is dat zij als zendeling in Suriname de slaven wel als mensen zagen, maar vanuit een superioriteitsgevoel ervan overtuigd waren dat ze wel ‘geciviliseerd’ moesten worden. Vanuit Haarlem zijn veel zendelingen met de boot richting Suriname vertrokken. In 2013 boden de samenwerkende kerken hun excuses aan omdat de predikanten zich destijds niet tegen de slavernij hadden verzet.
Op Nieuwe Gracht nummer 70 in het huis met de wit-geel-gestreepte markiezen woonde Gaspar van Breugel die in het begin van de 19e eeuw zijn twee plantages bezocht in Suriname. Hij zag daar slavinnen die als een staalboek gekleed gingen met kleurrijke stoffen in zoveel mogelijk lagen. Hij liet 6 poppen maken die er net zo uitzagen. Die zijn nog steeds te bewonderen in het Tropenmuseum in Amsterdam.
Meer dan regionale belangstelling
Met ruim 30 mensen uit Hoorn, Amsterdam, Haarlem, Aerdenhout en Alkmaar liepen we het centrum door. Gids Dineke weet veel over onze stad. Naar eigen zeggen kan ze wel tien verschillende routes hier organiseren. Wil je meer weten over de wandeltocht, beluister dan ook eens de audiotour: Hoezo, Haarlem en Slavernij. Ga naar: https://izi.travel/nl/7b04-hoezo-haarlem-en-slavernij/nl#553ed01e-67b9-44e0-9a58-da0e3549064a of neem contact op met Bureau Discriminatiezaken Kennemerland als je ook mee wilt op wandeltocht door Haarlem. Ga naar: https://www.bdkennemerland.nl.
Fotografie: Ilse Vogel
Update december ’21: In deze laatste week van het jaar kijken we terug op de artikelen die jullie het meest hebben gelezen in 2021. Dit artikel staat op plek 3 en verscheen oorspronkelijk in juli van dit jaar.
Kees de Mopperaar was 'n anonieme brievenschrijver die met zijn venijnige pen het Haarlems Dagblad en de lokale politiek in zijn greep hield.